Grand Tour 2015

Georgië & Armenië
Tijdens onze reis lijkt het alsof wij de uitersten van Armenië hebben gezien. De prachtige omgeving rondom Dilijan hebben we afgewisseld met de kale rotsen nabij de Turkse grens. En zo komen wij ook aan in Yerevan, vanuit het nog steeds deels verwoeste Gyumri. Yerevan begroet ons met haar hitte, maar ook met haar schoonheid en weelde. Een enorm contrast in zo’n klein land, ik vind het zelf moeilijk te bevatten. Yerevan is een stad met flair en een stad met een verhaal. Vandaag gaan we dat des te meer ontdekken.
Ons hostel is er één vol verrassingen: elke dag weer verkassen mensen van de ene naar de andere slaapplek. En ook het ontbijt is onberekenbaar. Deze ochtend genieten we van de typische Armeense abrikozen en dit is slechts het begin van een dag vol met Armeense cultuur. Niet gek, als je de hoofdstad van een land bezoekt. Maar Yerevan heeft op haar eigen manier de Armeense identiteit in zich opgenomen. Dat ontdekken we al op het Republikeinsplein, waar Jesse en Gaby ons vertellen over de architect Alexander Tamanyan die Yerevan in de jaren ’20 van de vorige eeuw een geheel nieuw gezicht heeft gegeven. Het Perzische, oriëntaalse dorpje Yerevan heeft plaatsgemaakt voor de stijlvolle hoofdstad die het nu nog is: een verandering à la Haussmann in Parijs. Het Republikeinsplein vormt het centrum van het nieuwe Yerevan, het was eveneens het plein waar de eerste herdenkingen van de Armeense genocide werden gehouden. Zelf had ik gehoord dat vanaf alle hoeken van het plein de Ararat gezien kon worden, maar de berg houdt zich schuil achter de nevel van de stad. Mythes zijn niet voor niets mythes, zo blijkt maar weer. Ook als we vanaf het Republikeinsplein via de Opera naar de Armeense ‘Spaanse trappen’, eveneens ontworpen door Tamanyan, lopen, blijft de Ararat onzichtbaar. Ondersteund door aparte modernistische beeldhouwfiguren en een snikhete zon bestijgen we de trappen, waardoor we ook het monument van vijftig jaar Sovjet-Armenië naderen: een machtige, grauwe obelisk met een strak plein eromheen. Ik verbaas mijzelf er niet over dat dit monument er nog staat, ik had van verscheidene Armeniërs al gehoord hoe zeer het verlangen naar de Sovjet-tijd leeft in de samenleving. Dit mag overigens niet verward worden met een eenzijdige liefde voor Rusland, getuige de demonstraties tegen het Russische energie-monopolie een paar dagen later.
Na Nidals traditionele ontbijt nam onze chauffeur ons vervolgens mee op ons laatste tripje met hem, eerst richting het land van ‘Tent of Nations’, een boerderij omringd door vijf nederzettingen die al zo’n dertig jaar moedig standhield tegen de Israëlische autoriteiten, een beetje à la Asterix en Obelix eigenlijk. Voordat we meer uitleg kregen over de boerderij, gingen we op één van de terrassen zitten en gaven Dennis en Nynke, met een wijds, groen landschap op de achtergrond, hun presentatie over Abu Jajah. We voerden een discussie over zijn agressieve, extreme aanpak in het onder de aandacht brengen van de Israëlische bezetting. Dat agressieve Israël agressief onder de aandacht brengen was een groot contrast met de vredige aanpak van Tent of Nations, waarover Amal, de dame des huizes, ons vervolgens vertelde.

Zij nodigde ons uit in één van de aanwezige grotten en vertelde ons daar over de geschiedenis van de boerderij en over alle problemen en zorgen die er door de jaren heen waren geweest. Het was jammer dat er halverwege een groepje Amerikaanse bezoekers binnenkwam, waarna zij onmiddellijk haar verhaal, woord voor woord, vanaf het begin herhaalde. Het bleef desalniettemin een boeiend verhaal.

We klimmen hoger en hoger en te midden van een kleine kermis staan we opeens voor ‘Moeder Armenië’, een standbeeld dat in tegenstelling tot ‘Moeder Georgië’ vooral agressiviteit en strijdlijst uitstraalde. Aan de voet van het beeld treffen we het militaire museum aan, dat ook geen blad voor de mond neemt en de heldhaftige Armeense soldaten toont in hun strijd tegen Azerbeidzjan rondom Nagorno-Karabach. Van Caspar horen we buiten hoe bloedig en onderbelicht dat conflict daadwerkelijk is, met de lokale bevolking als grootste slachtoffer. Daar is in het museum niet bij stil gestaan.
Die ongeremde lofprijzingen op het Armeense volk treffen we ook aan in het Nationaal Historisch Museum, terug op het Republikeinsplein. We krijgen een persoonlijke rondleiding langs allerlei opgegraven voorwerpen die de eeuwenlange aanwezigheid van de Armeniërs in dit land en in de wijde omgeving zouden moeten bevestigen. We verbazen ons over de complete vazen van negen (!) liter en andere kunstobjecten die uit de Oudheid zouden stammen, maar er toch opmerkelijk heel uitzien. En naarmate we verder de moderne tijd in worden gezogen wordt de tentoonstelling emotioneler en meer beladen: de Turkse rol in de Armeense geschiedenis is ronduit negatief en ook de Russen hebben de Armeniërs veel pijn gedaan, met name rondom het verlies van hun ‘thuisland’ in hedendaags Turkije en Azerbeidzjan. Met dit soort politieke onderwerpen gaan we ons steeds meer op glad ijs begeven, met als apotheose het bezoek aan het monument ter herinnering aan de Armeense genocide, dat zich op een heuvel aan de rand van de stad bevindt en dat we bereiken door een escorte van maar liefst acht taxi’s. Het monument is strak ingericht: vanuit een bos van door prominenten uit de hele wereld geplante bomen belanden we op een plateau waar aan weerzijden geplaatste gedenkplaten ons begeleiden naar de spits en de twaalf gedenkstenen, symbool voor de ‘verloren’ Armeense provincies in Turkije. In het midden brandt een eeuwige vlam. Alleen stilte, bezinning en eerbied is hier passend, gecombineerd met het prachtige sprookje van Edgar Hilsenrath, dat ons wordt gepresenteerd door Marieke, Joëlle en Mark en voor het eerst de Armeense genocide ter discussie stelde.
Het nabij gelegen documentatiecentrum laat ons de harde feiten zien en wat opvalt, is de voortdurende nadruk op de vergelijking tussen de Armeense genocide en de Shoah. Voor het eerst zie ik het gebruik van termen als ‘concentratiekamp’ en ‘holocaust’ in de context van de Armeense genocide. Ook de gelijkenis met Yad Vashem, het monument voor de Shoah in Israël, is treffend. We hebben hier niet alleen te maken met een herdenking, maar met een pijler van de Armeense identiteit. Na een dag vol Armeense musea is de boodschap duidelijk, net zo helder als de Armeense inzending voor het Songfestival: don’t deny.