Grand Tour 2017

Het Heilige Land
Het Habibi-hostel verschafte ons weer even wat luxe, met schone bedden en schone badkamers. En Nidal, de eigenaar, was zeker de tofste host van de reis.

Toen de dageraad aanbrak in Bethlehem, was hij al bezig om voor ons een typisch Palestijns ontbijt te maken, met brood, yoghurt, hummus, tomaten, kno ook, ui, groene pepers, aardappel en ei, en als ‘toetje’ verfrissende sinaasappels.

De avond ervoor was hij bereid geweest om in het bijzijn van een groot deel van de groep vragen te beantwoorden over het con ict. Dit deed hij dermate zorgvuldig en fair dat hij meteen veel sympathie won bij de immer kritische historici. Vervolgens deelde hij zijn persoonlijke verhaal over de Israëlische bezetting met ons. Het kwam bij iedereen hard aan dat het merendeel van zijn familieleden en vrienden jarenlang vastzat of vast had gezeten onder het mom van ‘administratieve detentie’, een lepe constructie waarbij er drie jaar lang geen of ciële aanklacht nodig is voor het vastzetten van Palestijnen. Kortom, een buitengewoon lange periode achter de tralies en geen mogelijkheid om jezelf te verdedigen. ‘Elke Palestijn die je in deze zone zult tegenkomen, heeft een familielid of vriend die op dít moment vastzit vanwege administratieve detentie’, verzekerde Nidal ons. Dit (eerste) aangrijpende gesprek over het con ict maakte diepe indruk op ons.

Na Nidals traditionele ontbijt nam onze chauffeur ons vervolgens mee op ons laatste tripje met hem, eerst richting het land van ‘Tent of Nations’, een boerderij omringd door vijf nederzettingen die al zo’n dertig jaar moedig standhield tegen de Israëlische autoriteiten, een beetje à la Asterix en Obelix eigenlijk. Voordat we meer uitleg kregen over de boerderij, gingen we op één van de terrassen zitten en gaven Dennis en Nynke, met een wijds, groen landschap op de achtergrond, hun presentatie over Abu Jajah. We voerden een discussie over zijn agressieve, extreme aanpak in het onder de aandacht brengen van de Israëlische bezetting. Dat agressieve Israël agressief onder de aandacht brengen was een groot contrast met de vredige aanpak van Tent of Nations, waarover Amal, de dame des huizes, ons vervolgens vertelde.

Zij nodigde ons uit in één van de aanwezige grotten en vertelde ons daar over de geschiedenis van de boerderij en over alle problemen en zorgen die er door de jaren heen waren geweest. Het was jammer dat er halverwege een groepje Amerikaanse bezoekers binnenkwam, waarna zij onmiddellijk haar verhaal, woord voor woord, vanaf het begin herhaalde. Het bleef desalniettemin een boeiend verhaal.

Het land was in 1916 aangeschaft door haar grootouders en dat gebeurde destijds slechts met een handdruk. Gelukkig voor deze familie bleef het daar niet bij, want zij hadden hun bewijs van bezit ook op papier bij de Britse, Jordaanse, Palestijnse én Ottomaanse autoriteiten. Helaas worden er sinds 1991 opeens Israëlische papieren van hen verwacht, die ze natuurlijk niet bezitten. De familie leeft met de constante vrees dat er op een nacht een horde Israëlische bulldozers hun land oprijdt. Intussen wordt de familie op allerlei andere manieren gedwarsboomd, zoals met hun oogst, en de blanco cheques die de familie aangeboden krijgt om naar de V.S. te emigreren, weigeren ze steevast.

Haar familie blijft standhouden met de steun van buitenaf en door de hoop niet op te geven. Amal vertelt over haar vader, die overleed in 1976 en haar vroeg om altijd hoop te blijven houden. ‘Amal’ is ook nog eens de Arabische meisjesnaam die ‘hoop’ betekent. Na Amals verhaal kregen we de gelegenheid om wat vragen te stellen en de organisatie te steunen door een boom te kopen. Daher, haar oom, leidde ons vervolgens rond over de boerderij en liet ons onder meer het veel te schattige kindertuintje zien met salie- en tijmplantjes en allerlei spelletjes (telefoonbuisjes, tunneltjes, etc.). Dit tuintje ligt dus op een steenworp afstand van vijf nederzettingen rondom de boerderij.

Intussen konden wij Daher al onze vragen stellen. Cas: ‘Do you also have a church here?’
Daher: ‘Yes! Yeees! You see, over there, in Bethlehem…’ Cas: ‘Oh ja…’

Daarna hadden we een heerlijke lunch op hun terras. Alweer een goede traditionele maaltijd. We hadden een beetje mazzel vond ik, want in de planning stond eerst een dag vrijwilligerswerk op het land van deze boerderij, wat gelukkig door de organisatie geschrapt werd vanwege de plotselinge hitte (tegen de veer- tig graden). We vertrokken van de boerderij en tijdens het wandelingetje terug namen sommigen zich al voor om terug te keren naar Tent of Nations als vrijwilliger.De chauffeur ontving ons voor de allerlaatste keer in zijn bus en bracht ons naar het beoogdehoogtepunt en middelpunt van de Tour, namelijk dé stad: Jeruzalem. We sprokkelden onderweg met z’ntweeëndertigen een Hollandse fooi bij elkaar. We kwamen aan in Jeruzalem in het gigantische Abraham-’hostel’ – de vraag is of dit uit de kluiten gewassen geval nog wel een hostel genoemd kan worden, dropten onze bagage en vertrokken na tien minuten te voet richting De Klaagmuur.

Het was Merels dag en zij gaf de groep een informatief praatje bij de Jaffapoort. Ik kan me niet meer de aanleiding herinneren, maar vanaf dit moment kreeg Merel steeds een joelende ovatie als ze iets aan de groep vertelde. We liepen door, naar de muur, en liepen dóór, naar de grafkerk, waar Koen ons de belangrijkste dingen over vertelde voordat we naar binnen gingen. We bezochten nog het Ethiopische kerkje ernaast, liepen een trappetje op naar boven en kwamen terecht op een groot plein dat ook weer het (platte) dak was van een kerk. Koen leek tijdens zijn presentatie hier met Chris even een wandelende encyclopedie, over rastafari en Ethiopische joden.

In het daaropvolgende pauzetje moesten we even wat te eten vinden in de soek (grote, gevulde, vers gefrituurde falafelbollen) om vervolgens op het mooist mogelijke moment naar de klaagmuur te gaan: op vrijdagavond, het begin van de sjabbat. Onderweg naar de muur legde Lucia ons op een tussen- pleintje wat uit over de verschillende takken in het Jodendom en hun kledingstijlen, natuurlijk aan de hand van de live passerende voorbeelden. ‘En kijk jongens, daar loopt – op een drafje – de zwarthoedpruikige sephardi-jood.’

En dan, niet voordat we natuurlijk eerst alle beveiligingspoorten door waren, kwamen we aan bij de Klaagmuur, een bijzonder moment. Het was er razend druk en er was veel lawaai. Er werd in kringetjes gedanst en gezongen op de beide anken – de mannen hadden tweederde van de ruimte voor de muur tot hun beschikking en de vrouwen éénderde. Sommigen van ons gingen de muur aanraken en lieten zich even meeslepen met de gekte.

Het bezoeken van de muur maakt in iedereen een bijzonder saamhorigheidsgevoel los, en bij de buiten- staanders het gevoel dat je er ook een beetje bij wilt horen. Binnen in het gebouw links van de muur was synagogelijk gezang en dat gaf wat Tourders ook weer een extra bijzonder, spiritueel gevoel. Ik behoor- de zelf helaas niet tot die groep. Bij het betreden van het plein zag ik de ene horde mensen biddend in een trance door het bijna spastische knikken en buigen tot de muur – een beetje eng – en de rest in een soort roes, dansend en zingend met vrienden en medemuurders in, voor sommigen, waarschijnlijk één van de mooiste momenten in hun leven. Kortom, een mooie aanleiding om eens na te denken over de betekenis van het leven van de mens.

We keerden terug naar het hostel, moe, en dronken nog wat na op het dakterras van het hostel. Blijkbaar was het tijd voor Blackbox (de slechtste muzieksmaak? Arno. De beste student? Rosa. Wie krijgt als eerste een baby? Dennis. Het minst gedoucht? Jan). Nadat het dakterras sloot, gingen een aantal mensen nog door, met tafelvoetbal, poolen, ‘bieries klappen met Arno’s muziek’, etc.

Arno: I thought it was a chair. Barman: That is not a good excuse. Arno: I am truly sorry, I thought it was a chair. Barman: ‘A table is not a seat. No matter how many times you say it. Arno (draait zich om): Tja. Ik dacht dat ik erop kon zitten… Kon niet. C’est la vie.